Schuldige VrijMiBo
Gedoemd alleen van aarde's afgelegen
verlatenheden nimmer te vervreemden,
hoor ik - o, ziel - rond wereld's roepend hart
uw ritselend verwijt langs alle beemden,
en draag van 't oud berouw mijn kwellend part
wankelend uw vereenzaamd westen tegen.
Want dat naar 't westen, naar de bittere zee,
uw klacht verruischt, omdat de mensch vergat
hoe gij op aarde om hem in nood geraakte,
ik weet het sinds die duistre stonde, dat
ik zelf, te laat en huiverend, ontwaakte
bij hen, die sliepen in Gethsémane.
Prettig weekend. En be nice.
\
VrijMiBo voor het volk der makkers
Ik die had kameraadschap uitgegeven
tot levenswachtwoord in mijn jong getij,
ik word nu door de makkers uitgedreven
en kan geen schred meer houden met hun rij.
Er is geen plaats in het broederlijk leven,
bij 't volk der makkers is geen plaats voor mij:
nu moet ik mij in d'eenzaamheid begeven
en hullen in herin'rings grauwe pij.
Daarom omfloerst nu waas van smart mijn ogen,
ik zie mij door de leege jaren zwerven
die liggen voor mij een verlaten veld;
en zie de bronnen van mijn kracht uitdrogen,
mijn hart verdorren in dit levend sterven:
ik had mijn zaak op broederschap gesteld.
Prettig weekend. En be nice.